Communicatie ontstaat vanzelf als we geïnteresseerd zijn in het onderwerp en ons betrokken voelen bij de activiteit. Dan vindt er werkelijke interactie plaats. Betrek je OC-gebruiker bij de activiteit en richt je op zijn/haar sterke kanten en interesses. Zo creëer je allerlei mogelijkheden om zijn/haar taalvaardigheid te vergroten en betekenisvol te communiceren.
OC is geen toetsmethode
Helaas krijgen veel OC-gebruikers minder vaak de kans om interactie aan te gaan dan hun leeftijdsgenoten zonder spraakbeperking, waardoor ze hun taalvaardigheid minder goed kunnen ontwikkelen. In plaats daarvan worden ze vaak getoetst via hun OC-systeem: men stelt hen vragen om te testen wat ze wel of niet weten, of ze krijgen betekenisloze vragen voorgeschoteld. OC-gebruikers moeten zich geregeld bewijzen door middel van hun systeem. Maar is het motiverend om hun OC-systeem op deze manier te gebruiken?
OC is geen toetsmethode en is niet bedoeld om keer op keer dezelfde saaie oefeningen te doen. Zet je OC op deze manier in, dan bestaat de kans dat de gebruiker een hekel krijgt aan het systeem en dat hij/zij de waarde en kracht er niet van inziet.
Betrokkenheid en interactie
Het is beter om je OC-gebruiker te betrekken bij de activiteit. Zoek toenadering en richt je daarbij op zijn/haar sterke kanten en interesses. Dat lukt alleen als je boeiende en stimulerende activiteiten uitkiest en daar natuurlijke interactie over aangaat. Zo stimuleer je de OC-gebruiker om te communiceren over wat hem/haar werkelijk bezighoudt.
Geen twee OC-gebruikers zijn hetzelfde: iedereen heeft andere favoriete activiteiten en onderwerpen. Ga samen met de OC-gebruiker op zoek naar motiverende activiteiten om de taalvaardigheid uit te bouwen.
Balans tussen inzet en beloning
Tijdens de interactie met een OC-gebruiker is het belangrijk om de balans tussen inzet en beloning te bewaken. Onder inzet verstaan we de moeite die het kost om de activiteit met succes te volbrengen. De beloning is de voldoening die een OC-gebruiker uit of voelt wanneer hij/zij met succes iets gedaan krijgt door te communiceren. Het is belangrijk om de juiste balans te kiezen tussen inzet en beloning. Is de opdracht te ingewikkeld of vergt die te veel moeite en denkt de OC-gebruiker dat hij/zij er niet in zal slagen om deze met succes uit te voeren, dan haakt hij/zij mogelijk af. Andersom geldt hetzelfde: is de opdracht te makkelijk, dan verliest de OC-gebruiker interesse.
Kijk daarom kritisch naar de activiteit die je hebt gepland. Hoe kun je die zodanig vormgeven dat de OC-gebruiker optimaal betrokken is en succesvol communiceert?
Communicatieve functies mogelijk maken
Betrokkenheid betekent niet dat OC-gebruikers ons moeten aankijken, een reeks instructies moeten opvolgen of dat we hun kennis 'toetsen'. Betrokkenheid houdt in dat we hen intrinsiek motiveren om te communiceren. Zoek daarom naar mogelijkheden om woorden op hun OC-systeem te demonstreren of gebruik het systeem om iets interessants en leuks te vertellen.
Met een activiteit die de OC-gebruiker aanspreekt, geef je hem/haar een reden om commentaar te geven en vragen te stellen. Maak een lijst van dingen die de gebruiker wel en niet leuk vindt. Vul een doos met boeken, voorwerpen en spelletjes die je op elk gewenst moment tevoorschijn kunt halen. Probeer telkens nieuwe dingen uit en ga geregeld op zoek naar goedkoop speelgoed.
Let daarbij wel op de leeftijd van de OC-gebruiker: kies activiteiten, spelletjes en boeken die andere kinderen van dezelfde leeftijd ook leuk zouden vinden.
Mogelijkheden creëren
Gebruik je creativiteit om een situatie soms zo te beïnvloeden dat er interactie op gang komt.
Hieronder zetten we een aantal voorbeelden voor je op een rij.
- Een verkeerd voorwerp geven (zoals een vork om yoghurt te eten)
- Een voorwerp buiten bereik plaatsen (zet een favoriet speeltje op een hoge plank of in een afsluitbare doos)
- Een stap overslaan (schoenen aantrekken zonder eerst sokken aan te doen, papier geven zonder potloden)
- Kattenkwaad uithalen (mensen in de maling nemen, een speelgoedmuis in een bed verstoppen, een scheetkussen op een stoel leggen)
- Fouten maken (een schoen op je hoofd zetten, zout in de koffie strooien)
Ga behoedzaam om met deze strategieën en respecteer de OC-gebruiker.
Gesprekken en interactiemogelijkheden
Wanneer we een activiteit hebben gepland, geven we onze OC-gebruikers vaak hun systeem om commentaar te kunnen geven en om dingen te kunnen vragen. Maar is de OC-gebruiker nu ook in staat om natuurlijke interactie aan te gaan?
Iemand zonder spraakproblemen die meedoet aan een activiteit praat meestal niet alleen over de activiteit zelf. Hij/zij vertelt iets over zijn/haar leven of interesses en stelt vragen aan de andere deelnemers. Men voert onderlinge gesprekken over allerlei onderwerpen.
OC-gebruikers krijgen lang niet altijd de kans om op die manier aan gesprekken deel te nemen. Bied je gebruiker daarom ondersteuning om zijn/haar gespreksvaardigheden te verbeteren. Gesprekken zijn namelijk een geweldig middel om de taalvaardigheid te vergroten en natuurlijke interactie te creëren met anderen. Modelleren is daarbij onmisbaar: wijs de woorden op het OC-systeem aan terwijl je met de gebruiker praat, want alleen zo leert de OC-gebruiker hoe je een gesprek voert met behulp van het systeem. Een OC-gebruiker heeft er ook veel aan als je hem/haar laat zien hoe je een gesprek begint. Laat je daarbij leiden door de interesses van de gebruiker. Er is altijd een geschikt moment voor een gesprek. Denk bijvoorbeeld aan de overgang of pauze tussen twee activiteiten. Het belangrijkste is dat je mogelijkheden zoekt om de interactie aan te gaan en de woorden van het gesprek modelleert.
Let op gespreksopeningen die zich spontaan voordoen tijdens een activiteit, zoals een interessante opmerking die iemand terloops maakt. In veel gevallen ontstaat hierdoor een gesprek over een ander onderwerp. Stel, je maakt een boerderijpuzzel met de OC-gebruiker en hij/zij herinnert zich die keer dat jullie naar een kinderboerderij gingen. Gebruik deze uitweiding om woorden te modelleren over dat bezoekje (zoals: 'we gingen naar de kinderboerderij', 'de kinderboerderij was leuk', 'ik vond de kippen leuk', 'we hebben varkens gevoerd', etc.). Volg het natuurlijke gespreksverloop en je zult zien hoeveel taal je kunt toepassen. Komt er een ander of gerelateerd onderwerp ter sprake, ga dan de interactie aan en kijk welke extra woorden je kunt modelleren.